“Met hem valt niet te praten!”

Column Eerste Hulp week 35 met hem valt niet te praten

“Met hem valt niet te praten!”

Nicole kijkt gefrustreerd naar hem en dan naar mij. “Zie je? Zo gaat het altijd. We proberen een gesprek te voeren, maar binnen een paar minuten hebben we weer ruzie.”

Mark knikt. “Ja, klopt. Ik neem me voor om rustig te blijven, maar als zij mij gaat verwijten dat ik er niet voor haar ben, word ik boos. Ze ziet niet wat ik allemaal doe.”

Nicole: “Wat jíj allemaal doet?! Ik ben degene die alles regelt, hoor. Je vraagt nooit eens aan mij wat ík nodig heb.”

Mark: “Ach, hou toch op met zielig doen. Ik sta altijd voor je klaar. Van de week nog…”

Hier stop ik hun gesprek, want ruziemaken kunnen ze thuis ook.

Ze komen bij mij immers om de communicatie te verbeteren.

“Sorry dat ik jullie onderbreek. Nicole, jij stelde een goede vraag: Waarom kunnen we nou niet normaal met elkaar praten? Zullen we hier even op ingaan?”

Meteen stopt het gevit op elkaar. “Ja, graag.”

“Wist je dat ons brein niet in staat is om rationeel te denken als we hoog in onze emotie zitten? Ik zie jullie namelijk pogingen doen om een gesprek te voeren, terwijl jullie allebei behoorlijk boos zijn. Dit werkt niet, toch?”

Ze beamen dit.

“Nicole, jij laat veel boosheid zien, maar wat voel je nog meer?”

Nicole: “Ik voel me niet belangrijk, alsof ik er niet toe doe. Alsof ik er net zo goed niet kan zijn. Ik voel me dan zo alleen.” Ze huilt.

“Mark, wat doet het met jou als Nicole zegt dat je er niet voor haar bent?”

Mark: “Ik word boos natuurlijk, want het is niet waar. Ik doe het nooit goed voor haar. Het voelt alsof ik er alleen voor sta. Ook hij oogt emotioneel.

“Zijn die diepere gevoelens bekend voor jullie, van eerder in je leven?

Nicole knikt meteen: “Ja, ik herken het zeker van vroeger. Mijn moeder was vooral met zichzelf bezig en niet met mij. Ze liet mij en mijn kleine zusje gewoon alleen thuis.

Mark: “Mijn vader was juist te veel met mij bezig. Ik kreeg altijd op mijn kop, wat ik ook deed. Ik voelde me vaak eenzaam.”

Ik wijs naar mijn aantekeningen van deze sessie op het bord.

“Zien jullie ook dat onder al die harde woorden en de boosheid naar elkaar een gemeenschappelijk gevoel zit?

Jullie voelen je allebei alleen als jullie elkaar zo’n pijn doen.”

Het is even stil.

Ze kijken naar elkaar en ik zie dat ze een glimlachje en een blik van compassie uitwisselen.